Klei, zand of leem? Je bodemtype zegt veel over de droogteresistentie van je bodem
De samenstelling van je bodem bepaalt voor een groot deel hoe goed deze bestand is tegen droogte. Daarom namen de deelnemers bij de installatie van hun bodemsensor in april ook een bodemstaal. Dit staal werd naar ons teruggestuurd voor analyse van het bodemtype: is het een zanderige bodem, lemig, of juist eentje met veel klei? De deelnemers vinden het antwoord op deze vraag ondertussen terug op hun persoonlijke dashboards. Voor ons is deze informatie van groot belang: zo kunnen wij de metingen van de gazondolk beter interpreteren.
Het waren maanden van noeste arbeid: in de afgelopen maanden werden 4.522 stalen gedroogd, gezeefd, vermalen en verder verwerkt in de laboratoria van KULeuven en UCLouvain (bekijk de video). Vervolgens bepaalden we het percentage zand, leem en klei van de bodems aan de hand van een korrelgrootte-analyse.
Elke bodem bestaat namelijk uit korrels van verschillende grootte. Kleikorrels zijn minuscuul klein, zandkorrels zijn groter, leem zit daar ergens tussenin. De verdeling van die korrels in je bodem is van ongelooflijk belang voor alles wat leeft in, op en boven die bodem.
Zo bepaalt de korrelgrootte hoeveel water er in je bodem kan zitten (denk maar aan een bokaal met knikkers of een bokaal met zand), maar ook hoe makkelijk planten dat water kunnen opnemen. Bovendien beïnvloedt het bodemtype onrechtstreeks ook de temperatuur (zandbodems zoals in de Kempen of de duinen warmen in de zon veel sneller op dan kleibodems), de zuurtegraad en nog zo veel meer.
Het bodemtype bepaalt het waterverzadigingspunt en verwelkingspunt van de bodem. Na felle regenbuien zal de bodem oververzadigd zijn met water. Na een tweetal dagen uitlekken is deze op ‘veldcapaciteit’: een maat voor een goed verzadigde bodem. Droogt de bodem verder uit, dan bereikt de bodem een punt waarop er niet meer voldoende water is voor planten om op te nemen. Dat punt noemen we het verwelkingspunt. Zowel verwelkingspunt als veldcapaciteit hangen sterk af van het bodemtype en van de hoeveelheid organisch materiaal in de bodem. Aan de hand van het bodemstaal bepalen we dus de droogtegraad vanuit het perspectief van de plant.
In België worden standaard zeven bodemtypes gehanteerd: zware klei, klei, leem, zand-leem, licht zand-leem, lemig zand en zand. In afgelopen maanden verwerkten we 4.326 stalen van deelnemers en 196 bodemstalen uit natuurgebieden op zoek naar het bijpassende bodemtype. Onder de deelnemers vinden we vooral veel zandleem-bodems (meer dan 2.000 van onze tuinen of 48% zitten in deze categorie). Op hun dashboard vinden de deelnemers de categorie van hun eigen bodem terug, met de bijbehorende verdeling tussen de percentages klei, leem en zand.
Maar daar houdt ons werk nog niet op: momenteel werken we nog verder aan de analyse van de hoeveelheid organische koolstof in de bodems van de deelnemende meetpunten, die we onder andere willen gebruiken om in te schatten of tuinbodems een belangrijke rol kunnen spelen als koolstofreservoir in de strijd tegen de klimaatverandering. Daarover later meer!